Een boot

Je klonk als een walvis, diep onder water, aan wie verteld was dat er geen golven meer kwamen maar alleen nog droogte, vanaf nu. De woorden bleven hangen, ik hoorde alleen een aaa, een aaaal, een aaaaals. Het was een als/dan situatie, zoveel begreep ik er wel uit.

En omdat je altijd aan het eind begint, dacht je dat de scheppen gehaald moesten, om het zand in hoopjes te verdelen en alles netjes af te dekken. Dat er nog wat aan voorafging, daar was geen plek voor, en hoe kan er ook sprake van ruimte zijn na een aanzegging, van de dood.

Je gelooft niet zo in de maakbaarheid van de dingen. Meestal bewonder ik je daarom, vandaag vind ik het een gemis. Zo graag zou ik beginnen met bouwen, van een harnas of een pantser, en met liefde zocht ik maandenlang naar de juiste paddenstoel tegen deze kwaal.

Maar ik kan niets dan met je meevaren, zoals ik altijd heb gedaan. De boot, die moet deinen, en waar we de aanlegsteiger ons leven lang lachend negeerden, gooien we nu de trossen uit. Maar alleen als het echt niet anders kan.

(Het kan echt niet anders.)

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Schrift

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *