De nacht is een wolf

De dag begon nog geel, met de bewering dat de zon uiteindelijk óók een handdoek is. Zo kon het dat we zonder ballast naar de kade wandelden, met de tred van de doorgezomerde buurtgast die dagelijks een duik neemt.

De dag liep over in een tropisch camping-gevoel, en aan het eind van de middag veegden we het zand tussen onze tenen uit en fietsten terug naar huis. Dat we daarna op zoek zouden gaan naar een manier om met woede om te gaan, dat hadden we niet voorzien.

Het rode zand waar sommigen op lopen, op leven, het hete gravel dat ze voelen en waarvan ze zeker weten dat het voor hen is neergelegd. Dat iemand bezig is hen vuur aan de schenen te leggen, alleen daar, precies waar zij hun voetstappen hadden na willen laten. Het is duidelijk waar de hitte begint, niet waar het eindigen kan. Blussen lukt niet meer.

In de schemering blijven we koel, in de nacht loeit de wolf. Ieder hapje lucht verlicht, vervliegt meteen, verstikt wachten we tot de zon ons weer een handdoek biedt. Dat we die nog steeds liever geven aan mensen die het echt nodig hebben, dat geven we toe.