Nooit meer grietepiet
‘De afgelopen dagen, weken hebben Trean, Sjors en ik veel nagedacht en gepraat over het wonderlijke fenomeen Tante Riet. Hoe ze stiekem een enorme rol speelde in ons leven, en hoe we dat voor een groot deel voor lief hebben genomen. Voor lief, omdat ze lief voor ons was, voor lief, omdat het zo vanzelfsprekend was. Ze was er toen we de snijboontjes aten bij oma, ze was er toen opa nog eens een sigaar opstak in zijn bruine stoel, ze was in de stacaravan. Er was een peetoom, dat was Ome Thom, en er was een peettante, Tante Riet. Samen waren ze er, op alle verjaardagen, met Pasen, met Sinterklaas – op het pakje stond dan Triet. En ook later, veel later, was ze in nagenoeg elk huis dat we ooit bewoonden. En in elke tuin.
Ook in mijn vriendenkring was Tante Riet een fenomeen. Ergens in september was ik altijd een dag met verlof, want – Tante Riet. Ze liet je er niet onder uit komen, en gelijk had ze. Toegegeven, soms misbruikte ik haar als spreekwoordelijke smoes. Als collega’s in de boekwinkel me vroegen wat mijn excuus was om er niet te kunnen zijn, bij weer een of andere heidag, hoefde ik maar met hoog opgetrokken wenkbrauwen ‘Tante Riet’ te zeggen en ze zwegen respectvol. Om Tante Riet stapte je niet heen.
Ze was de hoeder van dertien rondslingerende kleinkinderen van opa en oma, waar ik de dertiende van was, ik hing onderaan het slingertje ronde fotootjes in de Oranjelaan – het nummer 13 baarde haar zorgen. Met mij kwam het goed, ik denk dat ze dat wel wist. Het laatste bezoek dat ik haar in de Oranjelaan bracht was samen met mijn lieve vriendin Imre. Imre was cool, dat zag Tante Riet ook, en Imre vond Tante Riet megacool. Haar stijl, haar jeugdigheid, de zorg voor haar kapsel, de trots waarmee ze over de uitbouw vertelde waar ze zelf de projectleider van was geweest.
Dat Imre intussen zomaar eerder dood zou gaan dan Tante Riet, dat hadden we toen niet kunnen bedenken. Op Imres eerste sterfdag, op 13 januari, was ik met Sjors in Eldenstate, en bracht ik een ode aan beide stoere vrouwen. Zelfstandige, knappe vrouwen. Vrouwen om van te houwen.
Ze noemde me Grietepiet. Ze noemde ons allemaal Grietepiet. Maar dat wist ik niet, Tante Riet. Dat wist ik niet. Ik wist denk ik heel veel dingen niet. Maar ik ben ongelooflijk blij dat je zo ongelooflijk bij ons was.’