Altijd dat idee elders te moeten zijn, de onrust in de kladden, er is geen medicijn geen ander medicijn dan te sterven in de handen van goede ideeën. Ze dromen is soms al genoeg, zeg jij, maar al droom ik de wereld ik kan er niet op lopen, niet zonder stalen neuzen dan toch.
En hoe kan ik niet de liefde zien als je voor me loopt, naast me zit, op me ligt, waar zoek ik naar bij degenen die me zijdelings aangapen en net te laat weer doorlopen – ze hebben me, bij dezelfde kladden en ik weet wel hoe het heet, dit is een rad voor ogen en ik draai, draai, draai.
Ik draai me voor de laatste keer
om.