Stil

Ze zochten een middag, toen een avond, het werd een dag. Een hele nacht was ze weg, en degenen die haar zochten besloten dat ze wel gevlucht moest zijn, of opgegeten, of wat er met je gebeurt als je onvindbaar blijkt of wenst te zijn.

Niemand had het idee gehad om onder de blauwe emmer te kijken. De emmer waar ze uit gegeten had, die over haar heen was gevallen, waarna ze zo stil was blijven zitten als kippen doen, in het donker.

Iedereen een blauwe emmer.

Om in te verdwijnen, en om even rustig na te denken wie ‘m ook al weer over je heen heeft gezet. Om er achter te komen dat je het zelf was. Om te besluiten nog even te blijven zitten. Stil.