Ik mediteer, voor het eerst in mijn leven langer dan vijf minuten – en dat elke dag opnieuw. Met mijn ogen gesloten probeer ik te luisteren, echt te luisteren, naar een man die het blijkbaar zeker weet. En waar het begon in mijn darmen, die wel raad bleken te weten met zoveel rust, eindigt het in mijn hoofd na een week in een zowat hondsdolle situatie. Vraag me wat ik wil veranderen, en het houdt niet op. Vraag me stop te zeggen tegen dat wat ik niet meer wil, en mijn brein verandert in een bos van hoekig rood bord met witte letters, er is goddomme geen doorkomen meer aan.
Dus volg ik de raad van andere mediteurders, en zet de gedachten die ik niet wil op een wolk. Met als gevolg dat ik ontwaak met zeventien wolken die maar blijven botsen tegen rode stopborden, en ik blijk nog te moeten ademhalen tussendoor ook.
Goed. Ergens gaat er iets niet goed. Ik hap de adem weg, en begin opnieuw.