De zinnen vliegen je om de oren, jammer dat ze geen geluid maken en in een badje vallen, en dan nog precies in de regenplassen die zich vormen om je voeten. De zinnen bestaan uit bevelen, smeekbeden, vragen, nonchalante zigzagjes naar het hart, ze blijven hangen in mijn eigen hoofd en vormen een wolk van vuilgeworden verlangen klaar om uit te barsten boven je blonde kop of terug te stuiteren over stoepranden – zo de goot in. De goot die zachtjesaan en zonder overleg een sloot geworden is, het afgelopen jaar.
Lijf dat lief wil hebben, lijf dat hard is en verzachten wil, lijf dat huis is voor een geest die niet wil geloven dat ze bestaansrecht heeft, niet in een wereld waar zij plaats moest maken terwijl een oliebol nog snapt dat het hare zoveel kansrijker was dan het mijne.
Ik mis je, ik mis alles zo.